In eerste instantie heeft de natuur een grote rol gespeeld bij de ontwikkeling van deze kat. Het klimaat en de leefomgeving hebben min of meer het uiterlijk bepaald. De kat heeft zich geheel aangepast aan de seizoenen. In de winter ontwikkelt zich een wollige ondervacht. Daaroverheen ligt een bovenvacht van lang, glanzend, vettig uitziend, waterafstotend haar, die de ondervacht droog moet houden. Bij de strenge kou wordt de lange staart als dekentje gebruikt. De dikke halskraag is niet alleen een bescherming tegen de kou, maar ook tegen vijanden. De natuurlijke vijanden van de Noorse Boskat, de wolf en de vos, doden hun prooi met een fikse knauw in de nek. In de zomer verliest de Noorse Boskat zijn ondervacht en zelfs een groot deel van zijn kraag. Alleen aan zijn volle pluimstaart is dan nog te zien dat het een half-langharige kat betreft.
Pan's Truls, stamvader van de Noorse Boskat en prototype voor de rasstandaard zoals die in 1977 werd opgesteld. Sinds de erkenning van de Noorse Boskat als ras spelen de fokkers een rol in de ontwikkeling van het ras. Als leidraad gebruiken wij de raskenmerken die zijn vastgesteld. Ook deze kenmerken zijn aan veranderingen onderhevig. Zelf geef ik de voorkeur aan wat het 'oude type' genoemd wordt. Het type dat zo dicht mogelijk staat bij het type dat eind 70-er jaren bij de erkenning van het ras bestond.